Wet bestuur en toezicht rechtspersonen (WBTR) en de rechtspositie van de bestuurder van een stichting.

Per 1 juli 2021 is de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen in werking getreden. Deze nieuwe wet is bedoeld om het bestuur en het interne toezicht van onder meer verenigingen en stichtingen te verbeteren door hen – zoals  nu al het geval is voor de overige rechtspersonen – in de wet op te nemen en de norm voor taakvervulling door bestuurders en toezichthouders van rechtspersonen te uniformeren. Deze wet heeft ingrijpende gevolgen voor de rechtspositie van de bestuurder van een stichting.

WBTR en de rechtspositie van de bestuurder van een Stichting.

De belangrijkste aanpassing ten nadele van de rechtspositie van de bestuurder van een Stichting is invoeging van het nieuwe artikel 298a in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

Het nieuwe artikel luidt als volgt:

“Artikel 298a

  1. Een veroordeling tot herstel van de arbeidsovereenkomst tussen de stichting en de bestuurder kan door de rechter niet worden uitgesproken.
  2. Het in het voorgaande lid bepaalde is van overeenkomstige toepassing op commissarissen.”

Consequenties

Dit heeft belangrijke consequenties voor de ontslagbescherming van stichtingsbestuurders. Arbeidsrechtelijk geldt namelijk dat bestuurders van wie de arbeidsovereenkomst door de rechter niet hersteld kan worden, ook minder ontslagbescherming hebben. Het ontslag van deze bestuurders hoeft niet vooraf door een rechter of UWV te worden getoetst, maar kan door de werkgever (doorgaans de raad van toezicht) zelf worden gerealiseerd. De bestuurder kan dan worden ontslagen als stichtingsbestuurder en daarnaast als werknemer zonder preventieve ontslagtoets.

Eerder was onduidelijkheid ontstaan of de bestuurder van een stichting zijn ontslagbescherming zou verliezen na implementatie van het wetsvoorstel. Dit omdat de bepaling die nu in het nieuwe artikel 2:298a lid 1 BW is opgenomen, deel uitmaakte van het artikel over ontslag door de rechtbank. Daardoor zou de indruk kunnen ontstaan dat slechts na ontslag van de stichtingsbestuurder door de rechtbank, een veroordeling tot herstel van de arbeidsovereenkomst tussen de stichting en de bestuurder niet door de rechter kan worden uitgesproken. Uit de toelichting op de Tweede Nota van Wijziging volgt dat wel degelijk een bredere insteek is beoogd. Daarom is ervoor gekozen deze rechtsregel neer te leggen in een apart wetsartikel.

Na implementatie van de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen verliezen stichtingsbestuurders dus hun preventieve ontslagbescherming en kan de rechtbank een herstel van de arbeidsovereenkomst niet uitspreken. Echter wegens het feit, dat de bestuurder een arbeidsovereenkomst heeft met de stichting, blijft het opzegverbod tijdens ziekte in principe wel van toepassing. De bestuurder kan zich op dat verbod beroepen, omdat hij zich heeft ziek gemeld voordat de formele ontslagprocedure in gang is gezet door de Raad van Toezicht. Zie hiervoor ook deze recente uitspraak van het Hof Arnhem-Leeuwarden. Dat herstel van de arbeidsovereenkomst niet mogelijk is en dus het ontslag zelf definitief is, laat overigens onverlet dat de ontslagen bestuurder mogelijk nog wel recht heeft op een billijke vergoeding en/of op vergoeding van de opzegtermijn, indien deze niet in acht is genomen. Het wetsvoorstel laat de ontslagbescherming van de bestuurder dus niet volledig verdwijnen.

Voor het funderend onderwijs zijn de gevolgen van deze wet voor het overige relatief beperkt, maar wij adviseren u wel om na te gaan of het nodig is om de statuten van de instelling aan te passen aan de nieuwe regels.

Voor bestuurders en interne toezichthouders gelden aanscherpingen en verduidelijkingen op:

  • Taakvervulling in het belang van de instelling
    De uitgangspunten die bestuurders en interne toezichthouders bij de vervulling van hun taak in acht moeten nemen dienen zich te richten op het belang van de instelling. Omdat het onderwijs ook een breder publiek belang dient dan alleen het belang van de organisatie zelf is het belangrijk dat dit bredere belang in de  statutaire doelomschrijving is opgenomen;
  • De positie van bestuurders en commissarissen met een tegenstrijdig belang.
    Bestuurders en intern toezichthouders mogen volgens de wet geen besluiten nemen over aangelegenheden waarbij hij/zij een persoonlijk belang heeft. Dit verbod omvat ook het deelnemen aan het overleg over de aangelegenheid;
  • Aansprakelijkheid van bestuurders en commissarissen bij faillissement.
    Voortaan is er ook aansprakelijkheid voor een tekort bij faillissement als sprake is van een onbehoorlijke taakvervulling en aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Het is belangrijk te controleren of de dekking van de aansprakelijkheidsverzekering de uitbreiding van de aansprakelijkheid dekt. 
  • Verruiming ontslagmogelijkheden op verzoek belanghebbende.
    De regeling voor ontslag van een stichtingsbestuurder door de rechter op verzoek van een belanghebbende – thans mogelijk bij financieel wanbeheer en/of handelen in strijd met de wet of statuten –  wordt verruimd tot ook taakverwaarlozing, andere gewichtige redenen of ingrijpende wijziging van omstandigheden. Tot op heden wordt een dergelijk verzoek door de rechter niet snel toegewezen, dus de gevolgen zijn waarschijnlijk beperkt.
  • Adviestaak van de toezichthouder (verruimd)
    De interne toezichthouder staat nu, evenals de Raad van Commissarissen bij de NV/BV, het bestuur met raad terzijde. Een van de historische verschillen tussen RvC en RvT, primair alleen toezicht, verdwijnt daarmee.
  • Regeling bij ontstentenis of belet bestuurders en toezichthouders
    De statuten moeten voorschriften bevatten omtrent de wijze waarop in de uitoefening van de taken en bevoegdheden voorlopig wordt voorzien in geval van ontstentenis of belet van elk van de bestuurders en toezichthouders.
  • One-tier board
    Het monistische bestuursmodel (one-tier board) wordt wettelijk geregeld voor alle rechtspersonen

De PO-Raad en de VO-Raad hebben gezamenlijk een fact sheet opgesteld met de belangrijkste gevolgen van de WBTR voor bestuurders en intern toezichthouders in het funderend onderwijs. Ook behelst dit fact sheet adviezen voor te ondernemen acties. Voor de fact sheet klik hier.